Raskenmerk

De Continentale Dwergspaniel

F.C.I. Frans/Belgisch ras n° 7717-09-1990 /F

Algemeen voorkomen;

Een luxe dwergspaniel van normale evenredige bouw, langharig, met een snuit van middelmatige lengte,korte de schedel, bevallig maar toch fors,fiere houding,vlotte en elegante gangen. Het lichaam is iets langer dan hoog. Lengte is gemeten van het boeggewicht tot net achterste van de dijen. De hoogte is de schofhoogte ( + – 28 cm)

Hoofd;

Moet in houding zijn met de romp, lichter en korter dan bij de grote-en de middelmaatsspaniels. Zomin in zijzicht als in voorzicht mag de schedel te veel afgerond zijn. Vertoont soms wel een lichte aanduiding van voorhoofdsgroeve. De snuit is korter dan de schedel , fijn, puntig, zijdelinks niet te veel uitgediept, mag niet opwippen. De neusrug is rechtlijnig en met de schedel verbonden door een tamelijk sterk aanduide inzinking. Bij de zwaarste honden is deze inzinking minder opvallend, bij de kleinere honden is zij meer uitgesproken , zonder nochtans een plotselinge breuk te vormen.

Neusspiegel;

Klein, zwart,afgerond maar lichtjes vervlakt aan de bovenkant.

Lippen;

Zeer pigmentrijk, fijn en vastsluitend.

Gebit;

Tamelijk zwaar en goed op een normale wijze sluitend.

Tong;

Mag niet zichtbaar zijn; indien zij steeds uitsteekt, of ingetrokken word wanneer men de tong met de vinger aanraakt is dit een fout.

Ogen;

Tamelijk groot, wijdopend, zeer groot amandelvormig,maar niet uitpuilens;tamelijk laag in het hoofd geplaats, de binnenhoek ervan moet zich op de snijlijn van de snuit en schedel bevinden. Donker van kleur en vol van uitdrukking. De oogleden zeer pigmentrijk.

Oren;

Het weefsel ervan is tamelijk fijn, maar stevig. Zomin bij de honden met opstaande oren, alsdeze met hangende oren mag de oorlel in een te scherpe punt eindigen. De oren zijn tamelijk ver naar achter in de schedel ingeplant en staan op een voldoende afstand van elkaar, om aldus de licht ronde vorm van de schedel te doen uitkomen.

A) De variëteit met neerhangende oren word NACHTVLINDERHOND (Phalène) genoemd. De oren zijn hoog aangezet, merkelijk hoger dan de lijn van de ogen, zij worden hangend gedragen en zijn tamelijk beweeglijk. Zij zijn bedekt met golvende haren, die zeer lang kunnen worden en dan aan het hondje een schattig uitzicht geven.

B) De varîëteit met opstaande oren wordt VLINDERHOND (Papillon) genoemd. De oren zijn hoog aangezet, de oorschelpen zijn wijd geopend en naar buiten gericht ; de binnenrand van de ooropening vormt een hoek van ongeveer 45° met waterpas. In geen geval mogen de oren rechtstaand gedragen worden, want dit herinnert aan de oordracht van de dwergkees en dit moet met nadruk vermeden worden. De binnenkant van de oorschelpen is met een fijne, dunne, golvende haren bekleed. De langste haren, die afgangende franjes vormen en die de oorranden ver overschrijden. Het kruisen van deze twee variëteiten geeft dikwijks hondjes met halfstaande oren, waarvan de punten neerhangen. Deze gemende vorm van oordracht is een zeer zware fout.

Ledematen;

Schouderblad en opperarm zijn evenlang en met elkaar verbonden door een normale hoek. Ze moeten vast tegen de romp aanliggen.

Benen;

Recht, stevig, tamelijk fijn. De hond mag er niet hoogbenig uitzien. Van terzijde gezien is de pols iets merkbaar, de uitsprongegevrichten zijn normaal gehoek, de ledematen staan evenwijdig, zowel van voor als van achter gezien.

Voeten;

Tamelijk lang, de zogenaamde hazevoeten, goed op de zolen steunend. Stevige nagels,bij voorkeur zwart, lichter van kleur bij de hondjes met bruine of witte vacht.(witte nagels bij witte hondjes of bij witte behaarde ledematen zijn geen fout, voor zover deze hondjes voor het overige goed gepigmeteerd zijn) De tenen zijn beweeglijk, met stevige zolen, goed behaard tussen de tenen, met fijne punten, die voor het uiteinde der voeten uitsteken en er een punt vormen.

Romp;

Hals;

Middelmatig lang, de nek iets gewelfd.

Borst;

Breed, tamelijk diep. De borstomtrek, genomen aan de twee laatste ribben moet ongeveer gelijk aan de schofhoogte zijn; Ribben goed gewelfd.

Ruglijn;

Niet te kort, noch gewelfd,noch ingezakt, zonder nochtans vlak te zijn. De lenden krachtig en gewelfd.

Buik;

Licht opgetrokken.

Staart;

Tamelijk hoog aangezet,eerder lang,overvloedig bevederd zodat een zeer mooie pluim gevormd wordt. Als het hondje aandachtig is, word de staart omhoog gedragen in de lijn van ruggrgraat, maar zodanig gebogen dat de punt de rug raakt. Nooit mag hij opgerold of vlak op de rug liggend gedragen worden.

Vacht;

De vacht, zonder onderhaar, is overvloedig, glanzend, golvend (niet te verwarren met gekruld), niet zacht, maar integendeel iets verend, met zijdeachtige glans. Het haar is vlak ingeplant, op zichzelf tamelijk fijn, maar iets opverend door de golvingen. Het uitzicht van de vacht heeft iets weg van deze van de piknezen. Anderzijds mag de vacht in geen enkel opzicht gelijken op deze van de dwergspitsen. De vacht is korter op de snuit en op het voorhoofd, de voorzijde van de ledematen en onder de spronggewrichten. Zij is van middelmatige lengte op de romp, verlengd zich rond de hals, waar zij een kraag en een golvende borstveer vormt. Er zijn franjes aan de oren en aan de achterkant van de voorpooten. Aan de achterkant van de dijen spreidt zij in zachte haarlokken, die een broek vormen. Er mogen zich fijne haarlokken tussen de tenebevinden, welke mogen uitsteken, voor zover zij de voeten niet verzwaren. Maar hen integendeel verfijnen door hem te verlengen. Als maatstaaf kan worden aangegevezn dat sommige hondjes in een goede vachtconditie een haarlengte hebben van 7,5 cm aan de schoft, en staartfranjesvan 15 cm .

Kleur;

Alle kleuren zijn toegelaten, op een zuivere witte fondkleur. Op het lichaam en op de ledematen moet het wit overheersend zijn op de kleur. Wit op het onderste gedeelte van het hoofd is toegelaten, maar een hoofd waarvan het wit overheesend is, is foutief. In elk geval moeten de lippen , de oogomranding en vooral de neusspiegel gepigmenteerd zijn.

Grootte;

Ongeveer 28 cm schofthoogte.

Gewicht;

Er zijn twee categorieën

1) – onder de 2,5 kg voor reuen en teven

2) – van 2,5 kg tot 4,5 kg bij de reuen en van 2,5 kg tot 5 kg bij de teven.

Het minimumgewicht is 1,5 kg !

Gangen;

Fier,vrij,ongedwongen en sierlijk.

Fouten;

Een vlakke schedel, appelvamige of gewelfde schedel (zoals bij de Engelse Dwergspaniels), te veel of te weinig stop, ingedrukte of opwippende neusrug, te kleine, ronde, uitpuilende ogen, lichtgekleurde ogen, of deze waarvan het oogwit zichbaar word als het hondje u aankijk. Een neusspiegel die niet zwart is. Gemis aan pigment aan de oogranden en aan de lippen. Boven-voorbijten en vooral onder-voorbijter is een fout, die moet vermeden worden.

Een gebogen voorhand, knobbelige gewrichten, een achterhand die niet rechtlijnig blijft aan de knieën, de spronggewrichten of de voeten, zwakke achterhand. Naar binnen of naar buiten gedraaide voeten, nagels die bodem niet geraken. Enkele of dubbele wolfsklauwen zijn ongewenst en zijn een schoonheidsfout. Deze verwijderen is aan te raden.

Een opgerolde staart, op de rug liggend, zijwaarts langs de flanken vallende ( dit geldt voor de wervels, maar niet voor de franjes, die door hn lengte in vlokken afhangen). Een onvoldoende gevulde vacht, te zacht of open, rechtstaande ingeplant haar of uitzichzelf rechtopstaand, wollig bovenhaar, onderhaar, waar een kruising met de Dwergkees laat vermoeden. Kaper – of zadelrug.

Uitsluitingen

1) Rose, of met rose vlekken getekende neusspiegel.

2) Zo ver onder of boven boven-voorbijten dat de snijtanden elkaar niet raken .

3) Een verlamde of een steeds zichtbare tong.